CIRKLABO-festival door het oog van Samuel Pennynck

Samuel Pennynck schreef een artikel over CIRKLABO-festival. Hij studeert Theaterwetenschappen aan de UGent. Tien jaar lang deed hij circus. Nu voert hij niet langer uit maar schrijft hij over circus, o.a. voor Etcetera .


Op 16 december kreeg ik de kans een interne blik te werpen op Sharing is scary, een vijf dagen durende praktijkuitwisseling dat draait rond circuscreatie, alsook op CIRKLABO-festival, een zesdaags circusfestival waar residenten de kans krijgen te tonen wat ze het voorbije jaar creëerden. Wat volgt is een beknopte bespreking van de (work-in-progress) opvoering Place/make, van een gesprek met het duo Jef Callebaut en Josse de Broeck en van de generale repetitie van It’s warmer under the snow.

Van twaalf tot zestien december, voorafgaand aan het CIRKLABO-festival, vond Sharing is scary plaats. De vijfdaagse praktijkuitwisseling tussen circusmakers is een samenwerking tussen THERE THERE Company en CIRKLABO en draait rond circuscreatie, door en voor circusartiesten en -makers. De week werd gedragen door drie ‘delers’ die hun praktijk deelden, inspiratie halend uit de eigen repetitiestudio. De drie ervaren circusmakers deelden hun creatieprocessen en tactieken op een didactische en geestige manier. Door de inlassing van een event als dit zorgt CIRKLABO, naast uitwisseling tussen maker en publiek ook voor een kruisbestuiving tussen circusartiesten onderling. Samen met de residentiewerking die de humus uitmaakt van het circuslandschap, vormt CIRKLABO een uitgebreid netwerk waarin verschillende actoren van het veld samenkomen op diverse momenten en activiteiten.

CIRKLABO-festival is een zesdaags circusfestival van zeventien tot tweeëntwintig december dat zich richt op de residenten die zich het voorbije jaar onder dekking en steun van CIRKLABO konden focussen op nieuwe creaties en projecten. CIRKLABO is onderdeel van cultuurcentrum 30CC en wordt ondersteund door de Vlaamse Overheid in het kader van het Circusdecreet. Doorheen het jaar biedt CIRKLABO een werkplaats aan artiesten om experiment en creatie te stimuleren ruggensteunen. Belangrijk daarbij is de focus op drie pijlers: niet-productiegericht experiment, uitwisseling en praktijkreflectie. Ook aan actualiteit en vernieuwing wordt belang gehecht door onder andere interdisciplinariteit binnen en buiten de kunsten, nieuwstedelijkheid en digitale technologie in de creaties te betrekken. In 2022 waren tal van artiesten resident onder CIRKLABO, zoals Manon Verplancke, Sinking Sideways, Be Flat, Jesse Huygh, Josse de Broeck en Jef Callebaut, Luuk Brantjes, THERE THERE Company en Shak Shak. Gedachtegang, Liza van Brakel, Jam. Shenanigans en Kaaos Kaamos zijn enkele van de meest recente residenten.

EXPO

In de inkomhal van de Leuvense Schouwburg is een tijdelijke expo te zien in het kader van het CIRKLABO-festival. De expo mikt er op het tijdelijke van de circuskunsten een stukje minder efemeer te maken. Het doet dat door fysieke attributen zoals foto’s, schetsen, ontwerpen, weekplanningen, booklets en geheugensteuntjes van de drie makers te tonen: Sinking Sideways, Side-Show en Piet van Dycke/Circumstances. De geheugensteuntjes zijn er bijvoorbeeld om ingewikkelde choreografische patronen te onthouden. Maar de patronen en de transcripties ervan op papier zijn zodanig ingewikkeld, dat ze na een tijd niet meer duidelijk en dus niet langer functioneel zijn voor de artiesten die het maakten. Ook zijn er twee bustes te zien van Camille Paycha en Sander De Cuyper, gemaakt tijdens hun samenwerking met Aline Breucker en Quintijn Ketels (Side-Show). De expo steekt het materiaal in een museaal jasje, wat zelden gebeurt bij de podiumkunsten en circus in het bijzonder. Ook al blijft het gevoel dat de expo verleden, of what has been toont, wekt het samen met de context-gevende teksten wel beelden en situaties op over mogelijke narratieven uit de onzichtbare creatieprocessen. En het is exact dat zelden waarneembaar proces dat deze expo in the picture wil stellen. Het tracht een breder inzicht te geven in het hoe en wat van ‘de circusmaker in creatie’ en slaagt daar ook in, hoewel de expo erg beknopt is en zich beperkt tot slechts drie makers. In de toekomst zijn er alvast plannen voor uitbreiding.

PLACE/MAKE

Place/make is een work-in-progress van circusartieste Melody Nolan (VS) en kunstenaar/filmmaker Omer van Soldt (NL). De opvoering vindt plaats achter een grote glazen wand; de zijingang van de Leuvense Schouwburg. Het publiek staat buiten op straat en kijkt door de poort heen als kijkkader naar de glazen deuren. Daarbij horen de onvermijdelijke stadsgeluiden, winkelbezoekers en toevallige voorbijgangers. Een mooie toevoeging aan het onderwerp dat ze aankaarten: de stad Leuven en de stad als concept. Het enige dat het publiek niet hoort is Nolan zelf. Behalve enkele omvallende bakstenen is er geen geluid te horen, wat een afstand creëert tussen kijker en performer. Maar dat is precies goed. Want nu en dan verdwijnt het zicht op Nolan en haar activiteiten door de stoomgordijnen die de ramen volledig doen bedampen en, pas nadat ze de ramen terug dampvrij maakt met een raamtrekker, komt ze terug. Op de momenten dat de ramen bedampen en de spots erop schijnen, wordt de video-projectie van Omer van Soldt zichtbaar. Op die video’s zijn (non-artificiële) vallende keien te zien. Onregelmatig komt daar een hand bij die erdoor graait en ze opheft. Op die momenten creëren Nolan en van Soldt het gevoel dat we de performer even kwijt zijn, maar dat blijkt niet zo te zijn. Ze tovert zichzelf iedere keer opnieuw terug met de raamwisser. De momenten dat ze weg is, wordt je als publiek erg bewust van de stedelijke omgeving.

Alsof het publiek zapt van zender naar zender zijn doorlopend korte scènes te zien. In één van die scènes loopt Nolan op een aantal stapels bakstenen. De artificiële tegenhanger van de keien. Door de tegenstelling met de natuurlijke stenen en in samenwerking met de reële stedelijke soundscape verwijzen de bakstenen naar de grootstedelijke stad. Zij loopt eroverheen maar heeft ook de bakstenen nodig. Ze vormen een pad en zo wordt haar richting bepaald. Een wisselwerking ontstaat, net als de echte grootstedelijke stad gemaakt is om ons te sturen, richting te geven. Misschien iets te veel soms, maar dat lijkt niet direct wat Nolan ermee vertelt. Iets later bouwt ze een piramidestructuur en zien we haar balanceren op één hand op de top van de piramide. Het publiek is in de stad, waar de performer zich er net niet in bevindt, maar er toch mee speelt door met de bakstenen in interactie te gaan als metafoor van die stad. In de handstandscène heeft Nolan de controle over stad, en niet omgekeerd, maar toch hebben de bakstenen een blijvende vorm van agency. Ze dragen haar immers, en als ze het zouden begeven, zou Nolan op de grond vallen. Maar dat gebeurt niet. In een andere scène bouwt ze een nieuwe constructie waarbij de bakstenen één voor één rechtop op de vloer staan, een nog letterlijkere representatie van de ‘ideale grootstedelijke stad’ vol woontorens en wolkenkrabbers. Ook hier gaat ze over heen wandelen, met finesse. Door de verhouding tussen haar grote lichaam in vergelijking met de kleine bakstenen lijkt ze een reus die over de torens loopt. Toch voelt het als een herhaling van wat ze eerder deed met de piramidestructuur. Bij het kijken komt de bedenking op dat ze zichzelf in een etalage stelt. Etalages zijn er om zaken te presenteren aan een potentiële koper. Wil Nolan hier zichzelf als artiest verkopen, de voorstelling, kunst op zich of haar ideeën? Dat wordt niet duidelijk. Naar het einde toe bouwt ze een bakstenen ‘troon’ waar ze zelf op gaat zitten. Maar naarmate ze blijft stapelen terwijl ze op de ‘troon’ blijft zitten, verandert de troon in een put, gelijkend op een oude waterput. De voorstelling eindigt wanneer voor de laatste keer de dampers aanspringen en alles verdwijnt. Dan wist ze het vocht en buigt ze.

De grootstedelijke stad is één van de thema’s waarrond CIRKLABO dit jaar werkt. Het gaat samen met de makers op zoek naar manieren om anders om te gaan met die omgeving en het te gebruiken om in, op en rond te performen. Het work-in-progress van Melody Nolan en Omer van Soldt, die overal opgevoerd kan worden en slechts glazen deuren of ramen vraagt, is erin geslaagd het thema van de grootstedelijke stad aan te kaarten door zich er middenin te bevinden en te spelen met metaforen, maar kan het systeem als dusdanig niet volwaardig bekritiseren.

OUT OF BALANCE

Out of balance is de werktitel van een work-in-progress door muzikant Jef Callebaut (gespecialiseerd in slagwerk) en acrobaat Josse de Broeck (gespecialiseerd in partneracrobatie). Het is hun eerste professionele samenwerking. Samen gingen we in gesprek over hun creatieproces, verhouding, en visie.

‘De acrobaat en zijn muzikant’ is wat ze absoluut niét willen zijn. Er kan en mag geen hiërarchie zijn volgens de makers. Het is evenmin ‘de acrobaat en de muzikant’. De rollen zijn niet vastgelegd als acrobaat en muzikant. Ze kunnen voortdurend veranderen en transformeren in eender wat. Jef heeft immers geen marimba -zijn specialiteit- bij zich en voor Josse zijn er geen andere acrobaten waarmee hij kan samenwerken. Daardoor ontstaat er een tussenweg, of misschien een volledig nieuwe route. Ze streven naar een horizontale samenwerking zonder hiërarchie. Een relatie waarin beiden steeds een even luide stem hebben en nu eens de één, dan weer de ander het voortouw neemt.

Wat erg opvalt bij beiden is het spelplezier dat ze vinden in de samenwerking. Ze zijn op zoek naar zaken die ze niet kennen. Dat doen ze door hun kinderlijke verwondering terug te omarmen. Zelden beginnen ze met vooraf bepaalde objecten of thema’s. Ze laten zich inspireren door hun omgeving en wat die hen biedt. In de residentie onder CIRKLABO was dit Cas-co, een oud moder­nis­tisch pak­huis dat gebruikt wordt voor ate­lier- en resi­den­tie­wer­kingen en vol bleek te liggen van ‘rommel’, prullaria, industriële materialen als schragen, ladders, buizen, tafels en andere constructivistische voorwerpen. In het zoeken naar potentieel bruikbaar materiaal vinden ze ook elkaar. Gezien hun disciplines erg verschillen en ze daarin minder raakvlakken hebben, is het in die zoektocht extern aan hun vaste discipline, dat de gemeenschappelijke factor zit. Daaruit wordt vertrokken richting de aanloop van de creatie. Met datgene wat ze vinden gaan ze dan ook aan de slag in Out of balance (try-out). Waar het circus begint en de muziek stopt, hoeft niet duidelijk zijn, want ze laten allerlei kleine handelingen, interventies of vormen van magie nouvelle zien (wat dat concreet inhoudt zal u zelf moeten ontdekken). De acties hebben als doel zintuigen en verbeelding te prikkelen en uit de dagen. Verwachtingen willen ze laten varen. Dat doen ze door acties uit te voeren met een voorspelbaar einde, zonder dat einde daadwerkelijk op die voorspelde manier in te lossen. Een éénvoudig voorbeeld: Josse legt nonchalant een boek met slechts een hoekje op de rand van de tafel, die dient natuurlijk te vallen. Maar het boek blijft mooi liggen en ‘zweeft’ naast de tafel. Het boekt lijkt de zwaartekracht te overtreffen. Dit kan niet, maar het is toch mogelijk door een kleine aanpassing waarvan het publiek geen weet heeft. Josse besteedt er verder geen aandacht aan, waardoor het onbelangrijk lijkt. Op het moment dat een reeks van dergelijke acties herhaaldelijk de verwachting van de kijker tart, zal die kijker niet langer verwachtingen creëren. Zo gaat die anders naar de voorstelling kijken, en mogelijks de wereld rondom zich. Dát is het punt dat Jef en Josse willen bereiken met Out of balance. Daarbij gebruiken ze de twee kernelementen van hun vaste techniek, balans en geluid. Die komen uit in de installaties en vormexperimentjes met de industriële materialen. Op 17 december was het publiek vrij om binnen en buiten te treden in de zaal tijdens de twee uur durende try-out. Hoewel ze maar tot de helft van het geplande te tonen materiaal kwamen, bleek de try-out zeer nuttig. Ook hun dramaturg Marie Peeters was aanwezig in de zaal. Later zullen nog tal van wijzingen plaatsvinden, nu is het een kwestie van uitproberen wat werkt en wat niet -mikkend op feedback van de kijker.

IT’S WARMER UNDER THE SNOW

Kaaos Kaamos speelde op zaterdag 17 december hun wereldpremière van de voorstelling It's warmer under the snow in de Predikherenkerk, tijdens het Leuvense CIRKLABO-festival. Ik zag, en beschrijf hier, de generale repetitie van de dag voordien. Kaaos Kaamos is een internationaal gezelschap met artiesten uit Zweden, Argentinië, Israël, België, Duitsland en Nieuw-Caledonië. De naam van het gezelschap is een zinspeling op de plek waar het collectief het levenslicht zag: het hoge Noorden. Kaaos betekent chaos in het Fins, Kaamos betekent Poolnacht. De poolnacht is het natuurverschijnsel waarbij de zon gedurende een heel etmaal niet boven de horizon uitkomt, wat uitsluitend gebeurt ten noorden van de Noordpoolcirkel en ten zuiden van de Zuidpoolcirkel. De Poolnacht, licht en duister, koude en warmte zijn de centrale thema’s in It's warmer under the snow. Ook -niet onopvallend- de titel is een directe verwijzing naar de thema’s.

Wanneer je geconfronteerd wordt met iets zo moeilijk te bevatten als de delicate dans van het Noorderlicht, of de complete duisternis die net over de grens van het licht staat.
Wanneer iets groters dan jezelf je aanstaart, wordt het loslaten van onze verschillen en ons verbinden in empathie de manier waarop we rust vinden.[1]
(Selectie uit de voorstellingstekst)

In It's warmer under the snow worden er drie disciplines uitgevoerd: banquin, acro porté, en Aerial Cradle. Drie technieken waarbij de acrobaten elkaar zorgvuldig dragen, omhoogwerpen, opvangen, smijten, ondersteunen, sturen en begeleiden. Ook wordt er gezongen en ge-beatboxed en is er live muziekbegeleiding van Peter Reynolds. Bij het binnenkomen van de kerk wordt het publiek door een tussenkamer geleid waar mini-lucifersculpturen opgesteld staan in een donkere kamer, slechts verlicht door kaarsen. Ze beelden verschillende acrobatische trucs uit. De kaarsen die voor de sculpturen staan zorgen voor een schaduwspel op de muren. De lucifersculpturen komen tot leven door de schaduwprojecties. Deze kamer geeft een voorbode voor wat later in de voorstelling, levensgroot en met echte lichamen, te zien zal zijn. Licht en donker speelt meteen een belangrijke rol. Vooraleer het publiek in het schip van de kerk terechtkomt, wordt het door een gangpad van donkere doeken gestuurd en krijgt het een nog niet opgebrande lucifer in de hand gedrukt. Uiteindelijk komt het publiek in het schip en krijgt het een plekje toegewezen op kerkstoelen. Het is er koud en de vloer is bezaaid met wit kalkpoeder. Dat kalkpoeder smeren de acrobaten op hun handen en voeten tegen het glijden en het zweet. Twee halve cirkels en twee kleine stoeleneilandjes te midden daarvan en centraal in de speelruimte (het ‘podium’) vormen een manier om toegankelijk in interactie te treden met de kijker. Er wordt bijvoorbeeld over het publiek op de eilandjes gesprongen. De spelers gaan tussen het publiek zitten en ontsteken een eerste lucifer, dan een tweede aan de hand van de eerste. Langzaamaan doet ook het publiek mee met de lucifers, en wordt hun doel duidelijk: het delen en verspreiden van licht en warmte. De kerk en de kaarsen wekken een erg sacrale en ritualistische sfeer op. Maar verder wordt daar niet op in gegaan tijdens de voorstelling. De massieve zuilen steken hard boven het publiek uit, net als de installatie voor de Aerial Cradle. Eenmaal alle lucifers opgebrand zijn, begint de performance waarin de drie technieken getoond worden op hoog niveau.

Een van de interessantste scènes is wanneer het volledig duister is en helemaal bovenin de installatie voor de Aerial Cradle één van de spelers zit. Hij gaat met een zaklamp de ruimte rond, zoekend naar tableaux vivants. Een duo kopstaanders, een speler met twee medespelers op de schouders, een sneeuwval nagebootst met kalkpoeder en een acrobate die het licht ontvlucht als was het een zoeklamp, komen beurtelings tevoorschijn uit het duister. De aandacht wordt gevestigd op een tableau en simultaan wordt een ander tableau voorbereid op een andere plek. De zaklamp fungeert als een manueel bestuurde spot.

In het slot van It's warmer under the snow speelt de Aerial Cradle de hoofdrol. Eén persoon hangt zo’n vier/vijf meter ondersteboven in de installatie en zwaait, gooit en vangt een ander persoon met zijn armen. Daarbij worden salto’s, pirouettes en andere trucs uitgevoerd. In die trucs is Kaaos Kaamos best origineel. Een grote, één meter dikke opblaasbare mat ligt onder de installatie, in geval van nood. Het publiek wordt voor de aanvang van de finale door de spelers begeleidt naar de ruimte naast beide kanten van de mat en krijgt kussentjes om op te zitten. Zo worden de installatie en de trucs nog hoger en impressionanter. De spelers die even niet betrokken zijn in de acrobatische uitvoeringen gaan tussen het publiek zitten en kijken mee. Nadat de laatste truc is uitgevoerd gaan alle acrobaten tussen het publiek zitten en blaast de grote mat zijn lucht uit. Langzaam zakt de mat naar de grond en komen de gezichten van het publiek aan de andere kant tevoorschijn, alsof het ijs smelt en de onzichtbare inhoud ervan terug tevoorschijn komt.

It's warmer under the snow gebruikt op verschillende manieren licht; als (technische) tool, interactie, esthetica en sfeerbrenger terwijl de onderwerpen ijs en warmte een stuk letterlijker aangeraakt worden. Die thema’s beperken zich tot de sculpturen, de lucifers en het kalkpoeder. Ten slotte zit It's warmer under the snow technisch-acrobatisch erg goed in elkaar en is er een goede afwisseling tussen beweeglijkheid en stilstand, licht en donker, koude en warmte. 

[1] ‘Kaaos Kaamos’, geraadpleegd 19 december 2022, https://www.cirklabo.be/nl/res....

© Wieba Photography